Grondslagverminderende posten….., wat zegt u?
In de jungle van creatieve belastingheffing heb je niet alleen te maken met het belastingtarief, maar ook met heffingskortingen, aftrekposten en correcties daarop. Hierdoor is het vaak lastig na te gaan wat de gevolgen zijn van extra inkomsten of aftrekposten. In dit stukje komt de tariefsaanpassing bepaalde grondslagverminderende posten aan de orde zoals die in 2021 uitpakt.
Het systeem van de inkomstenbelasting met een oplopend (progressief) tarief leidt ertoe dat inkomsten naar rato zwaarder belast worden naarmate het belastbaar inkomen hoger is. Dat betekent ook dat aftrekposten voor mensen met een beter inkomen een hogere waarde hebben dan voor mensen met een laag inkomen. De aftrekpost heeft juist aan de ‘top’ van het belastbaar inkomen effect. In een poging om aftrekposten een gelijkere waarde te geven voor alle belastingplichtigen, is ervoor gekozen om bij mensen met een hoger inkomen dan € 68.507 de aftrekpost te beperken. In deze gevallen kan de aftrek dan niet het tarief van 49,5% worden geëffectueerd, maar tegen een tarief van 43%. Effecten in de heffingskortingen laat ik gemakshalve buiten beschouwing.
In de aangifte inkomstenbelasting worden eerste alle aftrekposten ‘geheel’ meegenomen tegen het maximale tarief, waarbij aan het einde van de berekening nog eens 6,5% wordt ‘bijgeheven’. Hoewel niet alle aftrekbare kosten onder deze beperking vallen, zijn het wel de meest voorkomende aftrekken, zoals de zelfstandigenaftrek, de aftrek eigen woning en de persoonsgebonden aftrek, zoals alimentatie, giften en scholingskosten.
In de nabije toekomst worden de bovenstaande aftrekposten alleen nog maar tegen het tarief in de tweede schijf van ruim 37% toegelaten, zodat de aftrekbeperking op ongeveer 12% uitkomt. Dus aftrekposten worden minder waard. In voorkomende gevallen kan er nog wat voordeel worden behaald door aftrekposten ‘naar voren te halen’, zodat het rendement hiervan nog wat hoger is.